Geopolitiek

De Duitse hereniging en de Franse euroboemerang

In de periode tussen de val van de Berlijnse Muur op 9 november 1989 en de officiële Duitse hereniging op 3 oktober 1990 heeft toenmalig bondskanselier Helmut Kohl op eieren moeten lopen. Zijn wens van een Duitse hereniging werd namelijk alleen gesteund door de Amerikaanse president George Bush Sr., met in zijn voetspoor de enigszins gereserveerde Sovjetleider Michail Gorbatsjov. Engeland en Frankrijk hadden hun twijfels omdat zij een verschuiving van de machtsbalans vreesden binnen Europa.

Toenmalig premier Ruud Lubbers bevond zich ook in het kamp der twijfelaars en opteerde voor breedgedragen besluitvorming via een Europees congres. Het is daarna niet meer goedgekomen tussen Lubbers en Kohl. Engeland schoof uiteindelijk op naar het Amerikaanse standpunt en Rusland bezweek definitief toen door West-Duitsland een grote zak geld op tafel werd gezet, zogenaamd als vergoeding voor de Russische kazernes en de repatriëring van 100.000 Russische soldaten en officieren naar Rusland. De laatste en lastigste hobbel was – zoals historisch gebruikelijk – het nationalistische Frankrijk.

De Duits-Franse relatie

De Duits-Franse relatie is historisch moeizaam te noemen. Vandaar dat de as Bonn-Parijs van groot belang is geweest voor de evolutie van het Europese continent na 1945. Frankrijk heeft de deling van Duitsland, gekoppeld aan de inbedding van West-Duitsland in de NAVO, altijd beschouwd als een pacificatie van het natuurlijk overwicht van Duitsland als industrieel power house.

Het Franse centralistische bestuurs­model, met Parijs als dominante spin in het web, staat haaks op het gedecentraliseerde sociaal-econo­mische bestuursmodel van Duitsland met zijn politiek volwaardige Bundes­länder. Het Franse model mondt veelal uit in conflictmanagement, terwijl het Duitse model een consensusmodel is. Niet voor niets wordt het Wirtschaftswunder vaak in één adem genoemd met het Rheinland-Modell. Qua cultuur, taal en politieke traditie liggen beide landen ver uit elkaar.

Naar een steeds bredere samenwerking

De machtspoliticus François Mitterrand wilde het herenigde Duitsland een nieuwe inbedding geven. Daartoe was een verdere convergentie van de landen binnen de succesvolle Europese Gemeenschap niet voldoende. De kroon op het decennialange project was – in de ogen van Mitterrand – een gezamenlijke munt. Zo’n muntunie zou Duitsland voor eens en altijd inkapselen en van de Duitse industriële kracht een Europese kracht maken.

Aldus geschiedde. Duitsland leverde de D-mark in, gaf de machtige positie van de Bundesbank op, en Frankrijk slikte zijn bezwaren tegen de Duitse hereniging in. De euro was hiermee definitief een feit. Bondskanselier Helmut Kohl vertelde de Duitse bevolking dat deze fundamentele stap van het herenigde Duitsland een gebaar van vriendschap en dankbaarheid was richting Europa.

De evolutie van de EGKS via de EEG en de EG naar de EU werd zo gefinaliseerd met een huwelijk in gemeenschap van goederen. Aan de opeenvolgende afkortingen zijn de supranationale politieke intenties overigens letterlijk af te lezen. De samenwerking werd steeds breder en intensiever. Tot de introductie van de gemeenschappelijke munt was dit pan-Europese project een geopolitiek succes van de eerste orde. Er was vrede en welvaartsgroei. Met name jonge democratieën als Spanje, Portugal en Griekenland gedijden goed onder de paraplu van het Verenigde Europa.

De invloed van de Duitse hereniging op de euro

Mitterrand kreeg meer dan gelijk. De Duitse industriële kracht werd een Europese kracht die zich vertaalde in een lichte appreciatie van de euro tegenover de dollar. Dit was voor de Latijnse landen een ongekend fenomeen. Met name de muntpariteit met Noord-West Europa vormde een nieuwe realiteit.

Dit alles ging voor de perifere landen gepaard met kunstmatig lage renteniveaus en een hoge koopkracht via de euro. De bancaire financieringsstromen gingen in Europa van Noord naar Zuid alsof de dag van morgen niet bestond. Landen staken zich in de schulden – in Ierland en Spanje waren het de gezinnen – en de financiële markten maakten geen onderscheid qua risicopremie. Ondertussen schoten de arbeidskosten per eenheid product omhoog en erodeerde de concurrentiepositie van deze landen naar een onhoudbaar niveau.

Toen kwam de klap. De financiële crisis van 2008 deed de financiers beseffen dat er wel degelijk sprake was van verschil in debiteurenrisico tussen de verschillende landen van de eurozone. Men ging twijfelen aan de impliciete aanname dat de euro­landen een onderlinge waarborgmaatschappij vormden. Rentetarieven die in de eurozone volko­men naar elkaar toe gedreven waren, begonnen plotseling sterk uiteen te lopen. Griekenland, Ierland en Portugal kregen zelfs te maken met rente­tarieven waarbij de kans op een faillissement was ingecalculeerd. De situatie werd onhoudbaar en deze landen werden met behulp van Europese reddingsfondsen van de financiële markten gehaald.



Nu zit Frankrijk zelf met de gebakken peren. De euro die Duitsland, na de Duitse hereniging, in toom moest houden heeft Frankrijk in de houdgreep genomen. De Franse industrie verliest de concurrentieslag binnen en buiten Europa en de Franse jeugdwerkloosheid is inmiddels door de 25% geschoten. Het succesvolle geopolitieke naoorlogse Europese project lijkt met dank aan Frankrijk net een stap te ver te zijn doorgedrukt. De euro blijkt nu voor Frankrijk een meedogenloze boemerang te zijn.

Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.

Reacties:

Goudkoorts laatste stuiptrekking eurogeldcarrousel

Voor velen is belangrijk, hoe gaat dit euro-experiment verder in de toekomst. Het EMS en de bankenunie geven feitelijk de richting aan en...

Extra’s

Zoek op deze site:

XML RSSAbonneer je via RSS
  • XML RSS
  • follow us in feedly