Monetaire Economie

Duiden de olieprijs en rentestanden op een monetair Waterloo?
(Over economische groei, de olieprijs en rentestanden)

Er is iets vreemds aan de hand. Ondanks een ruime halvering van de olieprijs neemt de mondiale economische groei af. Normaal gesproken volgt op een dergelijke prijsdaling van het zwarte goud een versnelling van de internationale groei. De prijs van olie is namelijk negatief gecorreleerd met de groei of krimp van de wereldeconomie. Naoorlogse oplevingen zijn dan ook zonder uitzondering voorafgegaan door een scherpe daling van de olieprijs.

De mondiale herverdeling van koopkracht

olie-economie

De wereld verbruikt anno 2015 circa 34 miljard vaten olie per jaar. Een daling van de olieprijs met 60 dollar per vat resulteert bijgevolg in een koopkrachtimpuls voor olieconsumerende landen van meer dan 2.000 miljard dollar per jaar. Deze koopkracht shift gaat uiteraard ten koste van olieproducerende landen, maar leidt daar niet meteen tot een evenredige krimp van de lokale economie. De belangrijkste olieproducerende landen hebben immers grote valutareserves opgebouwd waaruit ze nog jaren kunnen putten. Deze reserves worden nu ingezet om de nationale economieën te ondersteunen via begrotingstekorten. De huidige olieprijs zou daarom per saldo een stimulerend effect moeten hebben op de wereldeconomie. Desondanks koelt de mondiale economie af.

Verder valt op dat de prijzen van vrijwel alle handelsgoederen en grondstoffen onder druk staan. Vooral metalen zoals koper, zink, ijzererts, lood, aluminium en nikkel zijn flink in prijs gedaald. Doorgaans stijgen metaalprijzen na een sterke daling van de olieprijs. De prijsvorming van metalen is daarom van oudsher, evenals de olieprijs, een belangrijke leading indicator voor de te verwachten economische activiteit.

Het rentebeleid van centrale banken

Ondanks ultralage rentestanden én geldverruimende maatregelen stagneert de economie in de ontwikkelde landen vanaf 2007. De VS hebben weliswaar groei gekend, maar deze was marginaal en leverde amper extra werkgelegenheid op. Hoogwaardige full time banen verdwenen en er ontstonden voornamelijk marginale part time banen. Kapitaalkosten hebben historisch dezelfde uitwerking op een economie als de olieprijs. Lage energieprijzen en/of lage rentestanden stimuleren de economie, terwijl hoge energie- en/of kapitaalkosten de economische groei afremmen. Kennelijk zijn genoemde economische wetmatigheden, die tot voor kort ongenaakbaar leken, niet meer in staat het verschil te maken.

Er zijn onmiskenbare aanwijzingen dat de hoogte van het schuldniveau hieraan debet is. Deze voorheen recessieve economische variabele is rond 2007 dominant geworden en drukt het ontwikkelde deel van de wereldeconomie sindsdien structureel in een vraagdepressie. Het schuldenprobleem is in de tijd slechts vooruitgeschoven, maar tot op heden niet fundamenteel geadresseerd, laat staan aangepakt. Daar komt bij dat de opkomende markten, met als zwaartepunt China, nu ook in een deflatie veroorzakende schuldenrecessie zitten. De financiële crisis is hiermee definitief geglobaliseerd.

De monetaire autoriteiten zijn nu slachtoffer van hun eigen beleid

De Amerikaanse centrale bank — Federal Reserve (FED) — heeft als bijkomend probleem dat de VS na 6 jaar onvermijdelijk het einde van een zwakke conjunctuuropleving naderen. Normaal gesproken verlaagt de monetaire autoriteit op zo’n moment de rente. Met een rentevoet die rond nul procent zweeft is dat nu uitgesloten. Lage rentestanden horen eigenlijk bij het einde, en niet bij het begin, van een recessieperiode.

De actuele monetaire realiteit past niet in de klassieke doctrine die centrale banken als leidraad hanteren. Vandaar dat de voorzitter van de FED — Janet Yellen — vanaf haar aantreden in februari 2014 voortdurend hint op een renteverhoging. Het beleidsbepalend comité van de FED — the Federal Open Market Committee (FOMC) — is namelijk als de dood om zonder rentewapen in een nieuwe recessie te belanden. Dan zal snel blijken dat de monetaire keizer geen kleren aanheeft. Het alsmaar uitblijven van een renteverhoging houdt uiteraard direct verband met het zwakke fundament van de Amerikaanse economie. De huidige monetaire constellatie is dan ook uniek en is sinds de oprichting van de FED in 1913 nog nooit voorgekomen. De jaren ’30 van de vorige eeuw komen qua monetaire probleemstelling enigszins in de buurt.

De eerste ronde van monetaire verruiming, vlak na de deconfiture van Lehman Brothers, werkte goed in de VS. Men bestreed toen de facto een tijdelijke bancaire liquiditeitscrisis. De dieperliggende solvabiliteitsproblemen zijn niet gebaat bij liquiditeitsinjecties die gebaseerd zijn op een activaruil. De volgende twee QE-rondes leverden daarom niets op voor de reële economie, maar hebben wél het prijsmechanisme op de financiële markten ernstig verstoord. Bovendien komt men tot het inzicht dat de activa die centrale banken via deze geldverruimingsprogramma’s aankopen als onderpand uit het financiële systeem verdwijnen. Vanwege gangbare hefboommechanismen op deze onderpanden in het interbancaire systeem, remmen de opkoopprogramma’s bancaire kredietverlening en daarmee economische groei.

Gaandeweg wordt duidelijk dat het systeem der centrale banken geen effectieve monetaire wapens meer heeft om een volgende conjuncturele neergang te bestrijden. Zolang spaarders chartaal geld mogen aanhouden is een negatieve rentevoet op girale tegoeden immers uit den boze. Dit brengt namelijk het hele financiële systeem in gevaar, omdat spaarders dan aangemoedigd worden hun geld van de bank te halen. In dit licht bezien krijgt de internationale discussie over het afschaffen van chartaal geld een bedenkelijke extra dimensie.

Het blazen van luchtbellen

Centrale banken hebben lang geleden, onder leiding van voormalig FED-president Alan Greenspan, de verkeerde monetaire afslag gekozen. De ingeslagen beleidsweg leidde tot een reeks van inadequate agressieve renteverlagingen. Hiermee probeerde Greenspan rond de millenniumwissel de dot.com recessie te voorkomen. De hoogst noodzakelijke financiële en (bedrijfs)economische zuivering bleef daardoor uit en het monetaire kwaad was geschied. Een duidelijk geval van centrale planning gebaseerd op een superieur, doch volkomen misplaatst geloof in academische maakbaarheid. Greenspan stak de Rubicon over en degradeerde zijn opvolgers tot machteloze trendvolgers.

Extreme renteverlagingen leidden na de dot.com luchtbel tot een oververhitting van de vastgoedmarkt. In de zomer van 2007 werd ook deze zak met lucht doorgeprikt. De Amerikaanse subprime-hypotheken vormden de spreekwoordelijke naald. Vanaf de zomer van 2008 kwamen steeds meer financiële instellingen in de problemen. De VS en Europa, die samen de helft van de wereldeconomie uitmaken, werden gedwongen de financiële sector met belastingmiddelen op de been te houden. De toenmalige minister van financiën in de VS — Hank Paulson — zinspeelde in oktober 2008 zelfs op het uitroepen van de noodtoestand indien het Troubled Asset Relief Program (TARP) niet door het Congress en de Senaat kwam. Dit programma omvatte 700 miljard dollar aan staatssteun voor de financiële sector.

Met de belastingbetaler als achtervang voorkwamen westerse regeringen een volgende Lehman Brothers. Tegelijkertijd ging men over tot fiscale stimulering van de economie via enorme begrotingstekorten. Desondanks bleef de economie krimpen. Aangezien rentestanden inmiddels het laagste niveau in 400 jaar aantikten, moesten centrale banken onder leiding van toenmalig FED-president Ben Bernanke een nieuw wapen in de strijd gooien. In november 2008 startte de FED met Quantitative Easing. Dit geldverruimingsprogramma liep via verschillende vervolgprogramma’s door tot 29 oktober 2014. Door de aankoop van 4.500 miljard dollar aan waardepapieren vervijfvoudigde de balans van de FED in omvang. De Bank of England (BoE) volgde vanaf maart 2009 en kocht in totaal 375 miljard pond aan liquide activa in de secundaire markt. Als gevolg van deze aankopen werden in de aandelen- en obligatiemarkt de volgende twee luchtbellen opgeblazen. In maart 2015 nam Mario Draghi het QE-stokje over. Vooralsnog koopt de ECB 60 miljard euro per maand op, maar Draghi zinspeelt inmiddels op een verhoging van dit bedrag. In zekere zin is de overheid spekkoper, omdat rentebetalingen op al deze publieke en private waardepapieren via dividenduitkeringen van de FED, BoE en ECB in de nationale schatkisten van de betreffende muntgebieden stromen.

Inflatie in financiële activa, deflatie in productmarkten

Mario Draghi legde bij de aankondiging van het opkoopprogramma van de ECB bovenal de nadruk op het bestrijden van deflatie. Een bevreemdend argument als bedacht wordt dat 30-jarige Nederlandse staatsobligaties bij de start van het opkoopprogramma slechts één procent rente opleverden. Een lage rente stimuleert de inflatie, terwijl hoge rentestanden de inflatie bestrijden. Ondanks de enorme QE-programma’s is disinflatie in Europa en de VS recent overgegaan in regelrechte deflatie.

Europa en de VS raken overduidelijk steeds verder verstrikt in een Japanscenario. Dit land is al 25 jaar slachtoffer van een schuldgedreven deflatiedepressie. De Japanse overheid en de Bank of Japan (BoJ) trokken al in de jaren ’90 de fiscale en monetaire trukendoos open. Inmiddels is het merendeel van de Japanse staatsobligatie in het bezit van de BoJ en is de overheidsschuld opgelopen tot 250% van het BBP. Desondanks blijft de Japanse economie stagneren vanwege een alsmaar dalende koopkracht.

Het patroon is duidelijk. Zodra economieën een kritisch schuldniveau bereiken als percentage van het BBP, leidt agressieve monetaire en fiscale stimulering slechts tot het opdrijven van de prijs van reeds bestaande activa en een toename van staatsschulden. De economie heeft dan als het ware een soort inflectiepunt bereikt. Inflatie van bestaande (financiële) activa leidt niet tot meer welvaart. De reële economie is het enige speelveld waarop welvaart via de productie van nieuwe goederen en diensten gecreëerd wordt. Doordat de geaggregeerde, veelal improductieve, schuldenlast de kredietverlening en koopkracht aantast, heeft de reële economie te maken met vraaguitval. Hierdoor ontstaat in de goederen- en dienstenmarkten uiteindelijk deflatie. Nationale statistieken met betrekking tot inflatie oriënteren zich uitsluitend op producten en diensten en laten de financiële markten buiten beschouwing.

Een effectieve oplossing: Quantitative Easing for the people

De beschreven problemen hebben enerzijds te maken met het improductieve karakter van de opgebouwde schuld, en anderzijds met de wijze waarop geld binnen het vigerende monetaire systeem ontstaat. Het is van belang te beseffen dat in een fiat geldsysteem al het geld als schuld in omloop wordt gebracht via bancaire balansverlenging. Dit betekent dat schuldcreatie samenvalt met een toename van de geldhoeveelheid en schuldaflossing een evenredige afname van de geldhoeveelheid veroorzaakt. Al het beschikbare girale en chartale geld is daarom vergankelijk en heeft geen intrinsieke waarde. Het BBP wordt bepaald door het product van de beschikbare geldhoeveelheid en de omloopsnelheid van het geld. De geldhoeveelheid is afhankelijk van bancaire kredietverlening en de omloopsnelheid hangt samen met het consumentenvertrouwen.

Goed beschouwd heeft het onderhavige monetaire probleem een endogeen mathematisch karakter. De schuldenlast heeft in relatie tot het verdienvermogen van de economie simpelweg een onhoudbaar niveau bereikt en is toe aan een grondige sanering. Zo’n schuldsaneringsprogramma moet enerzijds probleemoplossend zijn en anderzijds rechtvaardig. Het probleemoplossende aspect strekt verder dan de situatie van de schuldhouder. Er moet namelijk tevens sprake zijn van een verlichting voor het gehele financieel-economische systeem. Het rechtvaardige ofwel morele aspect hangt samen met selectiviteitscriteria. Het betreft dan vooral de vraag hoe schuldhouders en spaarders op gelijke wijze behandeld kunnen worden. Vanuit een monetair oogpunt vereist de beoogde sanering het in omloop brengen van schuldenvrije liquiditeit. Vanuit democratisch perspectief komt de burger dan in beeld.

Liquiditeit verstrekken aan burgers is een alternatief voor de zogenaamde quantitative easing (QE) programma’s die centrale banken inzetten voor de banksector. Deze vorm van liquiditeitsverschaffing kan gezien worden als een QE-operatie voor de bevolking. Het geld dat hiervoor gecreëerd moet worden, wordt door de centrale bank schuldenvrij in omloop gebracht. Elke staatsburger ontvangt eenzelfde bedrag, met de gelijktijdige verplichting om schulden — voor zover hij of zij die heeft — met dit geld af te lossen. Hierbij moet gedacht worden aan alle categorieën privéschulden, zoals hypotheken. Daarnaast kan de overheid jongeren tot een bepaalde leeftijd verplichten dit geld te reserveren ten behoeve van bijvoorbeeld toekomstige studiekosten of de aankoop van een woning. Volwassenen die geen schulden hebben, kunnen de ontvangen gelden sparen of aanwenden voor consumptie.

Een dergelijke vorm van schuldenvrije liquiditeitsverschaffing kan in de gehele eurozone gelijktijdig plaatsvinden. Om daarvoor in het gehele muntgebied draagvlak te creëren, is het van cruciaal belang een eerlijke verdeelsleutel te hanteren. Gedacht kan worden aan een verdeelsleutel die per land gerelateerd wordt aan het BBP per hoofd van de bevolking. Indien men een liquiditeitsinjectie ter grootte van het BBP per land zou toepassen, dan ontvangt iedere Nederlander 38.500 euro. In Estland, het armste land van de eurozone, zou dit bedrag circa 11.000 euro per hoofd van de bevolking bedragen.

Effecten van een debt jubilee

De beschreven debt jubilee slaat twee vliegen in een klap. Allereerst wordt de kredietverleningcapaciteit van de commerciële banken versterkt doordat schulden afgelost worden. Hierdoor krimpt de bankbalans en verbeteren de kapitaalratio’s. Het geld dat voor deze schuldvermindering zorgt komt niet in omloop, maar laat wel een substantieel deel van de bestaande schulden verdwijnen. Tevens wordt door deze interventie de vraaguitval bestreden. De koopkracht van mensen zonder schulden gaat omhoog, wat zich voor een deel zal vertalen in een toename van de consumptie, zodat de economische groei gestimuleerd wordt.

Tenslotte

Het geldscheppingrecht was een monetair prerogatief dat in het verleden de soevereine staat toebehoorde. Een debt jubilee op basis van een schuldenvrije liquiditeitsinjectie komt feitelijk neer op een eenmalige partiële toepassing van een geldsysteem waarin de overheid via de monetaire autoriteit het monopolie heeft op de geldschepping. Vandaag de dag is de geldschepping een exclusief privilege van het commerciële bankwezen. Herstel van de nationale geldsoevereiniteit vereist een onafhankelijke monopolistische monetaire geldscheppingsmacht binnen een grondwettelijk ingekaderd instituut. Deze monetative macht staat dan grondwettelijk op gelijke voet met de legislative, executive en judicative macht.

Een reformatie van het geldsysteem via een centraal geldscheppingprimaat vertaalt zich in significante geldscheppingwinsten voor de schatkist. Deze seigniorage effecten doen zich vooral voor gedurende de transitiefase. Voor Nederland bedraagt de transitieseigniorage via substitutie effecten naar schatting enkele honderden miljarden euro’s. Daarbij komt de jaarlijkse vrijvallende seigniorage. Deze bedraagt in Nederland bij een economische groei van 2%, gelet op de omvang van de girale tegoeden, zo’n 7 miljard euro.

Een bijkomend macro-economisch voordeel is gelegen in het feit dat bij een centraal aangestuurde geldschepping een sterke rem wordt gezet op niet-productieve procyclische geldschepping. Dit patroon van geldschepping is verantwoordelijk voor ondermijnende speculatieve luchtbellen die uiteindelijk het voortbrengend vermogen van de economie aantasten. De aard van het huidige geldsysteem verandert dan in de loop van de schuldencyclus steeds meer van accommoderend in parasitair. Een betere controle over de geldhoeveelheid, middels een geldscheppingsysteem dat van nature de reële economie als oriëntatie heeft, levert een monetair systeem op met relatief veel minder schulden en meer welvaart.

In het Duitse taalgebied spreekt men in dit verband van een Vollgeldreform. Engeland kent een stroming die spreekt van positive money. Het voorbeeld van een debt jubilee laat zien hoe krachtig het probleemoplossend vermogen is van zo’n geldsysteem.

Conclusie

Het globale financieel-economisch systeem heeft een fundamenteel probleem. Er is namelijk iets grondig mis als dé klassieke aanjagers van economische groei — ultralage rentestanden én een lage olieprijs — geen effect meer sorteren. Zolang de politieke en bestuurlijke elite niet inzien dat de mondiale economie zich definitief aan het eind van een super-schulden-cyclus bevindt, blijft de wereld beleidsmatig hopeloos achter de feiten aanlopen. Nadat voormalig Fed-voorzitter Alan Greenspan besloot om de noodzakelijke recessie, veroorzaakt door de dot.com crisis, agressief met monetaire middelen te gaan bestrijden, zijn de monetaire autoriteiten in navolging van Japan stapsgewijs volledig tandeloos geworden. Het stelsel der centrale banken nadert daarom nu een krachteloos eindspel dat haar gezag gaat ondermijnen. Hierdoor komt de zorgvuldig opgebouwde reputatie in het geding. In een fiat geldsysteem zijn reputatie en gezag per slot van rekening de Alfa en Omega van centrale banken.

Het artikel De monetaire autoriteit als vierde staatsmacht gaat dieper in op gecentraliseerde geldschepping.

Wil je reageren op bovenstaand artikel, maak dan gebruik van het contactformulier en je commentaar wordt hieronder geplaatst.

Reacties:

Monetaire-economie en lokale renteloze munt

Interessant artikel. Op mijn blog duurzamesamenlevingeconomie.wordpress.com kopje monetaire stelsel vanaf de 17e eeuw schrijf...

Extra’s

Zoek op deze site:

XML RSSAbonneer je via RSS
  • XML RSS
  • follow us in feedly